DROP, Willem

Willem Drop

vakbondsbestuurder en SDAP-Kamerlid, is geboren te Vlaardingen op 22 augustus 1880 en overleden te Rotterdam op 10 maart 1939. Hij was de zoon van Martinus Drop, achtereenvolgens boerenknecht, zuivelverkoper, arbeider op een meelfabriek en haringverkoper, en Petronella Dijkshoorn, achtereenvolgens boerenmeid en zuivelverkoopster. Op 14 september 1904 trad hij in het huwelijk met Gerritje Mosselman, met wie hij vier dochters kreeg. Na haar overlijden (op 5 juli 1930) hertrouwde hij op 20 augustus 1931 met Carolina Blom. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Drop werd geboren in een Vlaardings arbeidersgezin. Op twaalfjarige leeftijd moest hij de lagere school verlaten om als koffiejongen in een kuiperij aan het gezinsinkomen bij te dragen. Later werd hij zaagjongen en als 2l-jarige kuiper en haringpakker.

Tijdens de spoorwegstakingen van 1903 werd Drop te Vlaardingen actief. Na de staking werd hij lid van de kuipersvakbond. In 1906 pleitte hij voor aansluiting van zijn bond bij het NVV. Drie jaar daarna werd hij lid van de SDAP, een stap die hij eerder niet had willen zetten uit bezwaar tegen de klassenstrijd-theorie. Inmiddels was Drop secretaris van de kuipersvereniging geworden. Vanaf 1908 was hij bezoldigd bestuurder, soms van meerdere organisaties tegelijk, zoals de Vlaardingse kuipers- en zeeliedenverenigingen. Daarnaast werkte hij er voor het Bureau voor Arbeidsrecht. Bij een aantal fusies van de zeeliedenverenigingen ging Drop als bezoldigde mee. In 1916 leidde hij in Vlaardingen acties om de reders de lonen door te laten betalen van vissers die naar Engeland opgebracht en daar vastgehouden werden. Eind 1917 werd hij in Rotterdam secretaris van de Centrale Bond van Transportarbeiders.

Van 1921 tot 1925 was Drop penningmeester van de SDAP. Behalve met de partij financiën hield hij zich in die functie bezig met propaganda, vaak in de zuidelijke provincies. Daarmee ging hij door nadat hij in 1925 in de Tweede Kamer gekozen was. Als Kamerlid maakte Drop gebruik van zijn verworven deskundigheid. Hij voerde voor de SDAP het woord over sociale verzekeringswetten. Buiten de Kamer steunde hij met deze deskundigheid arbeiders in hun zaken voor de Raden van Beroep. Drop behartigde in de Kamer de belangen van vertrouwde groepen als vissers en zeelieden, maar trad bijvoorbeeld ook op voor de rechtspositie van hoofdarbeiders. Hij vroeg vlak voor de muiterij op de Zeven Provinciën een interpellatie aan over de arbeidsomstandigheden bij de Marine.

Drop was bovendien enige jaren lid van de Rotterdamse gemeenteraad (1919-1922 en 1935-1939) en actief als religieus-socialist. Van 1922 tot 1933 was hij bestuurslid van de Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers, waarvoor hij ook cursussen gaf. Vliegen meende dat Drops harde werken er de oorzaak van was dat hij op 58-jarige leeftijd een ziekte niet meer aankon.

Publicaties: 

De zee-ongevallen wet 1919 (z.pl. 1919); In donkere tijden, strijdbaar geloof (Utrecht ca. 1922); Roomsch-Katholiek solidarisme in theorie en practijk (Amsterdam 1926); De waarheid inzake de Maastrichtsche schietpartij op 16 oktober 1929. De provocaties van katholieke zijde bewezen (Amsterdam ca 1929); Advies nopens het verslag van de commissie voor de reorganisatie van de weermacht 1934 (z.pl. 1934); Het Plan van de arbeid en de binnenscheepvaart [met H.J. van Braambeek] (Amsterdam 1937).

Literatuur: 

Vliegen, Kracht III, 459-461; Het Volk, 10.3.1939 (avondblad); W.H. Vliegen, 'W. Drop †' in: Socialisme en Democratie, 1939, 193-195; J.C.H. Blom, De muiterij op de Zeven Provinciën (Bussum 1975); C. Huijsen, Socialisme als opdracht. De religieus-socialistische Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers en de PvdA. De geschiedenis van een relatie (Baarn 1986); J. de Roos, Besturen als kunst. Lokale sociaal-democraten 100 jaar verenigd (Amsterdam 2002).

Portret: 

W. Drop, IISG

Auteur: 
Lex Heerma van Voss
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 1 (1986), p. 34-35
Laatst gewijzigd: 

05-02-2003