Terug naar zoekresultaten

2.06.185 Inventaris van het archief van de Kamer van Koophandel Nederland (1887) 1993–2007 (2013)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.06.185
Inventaris van het archief van de Kamer van Koophandel Nederland (1887) 1993–2007 (2013)

Auteur

Marcel Vogel, Philibert Eekhof, Egbert van Zanten

Versie

30-05-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2018 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Kamer van Koophandel Nederland
KvK Nederland

Periodisering

archiefvorming: 1993-2007
oudste stuk - jongste stuk: 1887-2013

Archiefbloknummer

E38

Omvang

; 2361 inventarisnummer(s) 5,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Kamer van Koophandel Nederland

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de Vereniging van Kamers van Koophandel in Nederland (1993-2007) / Kamer van Koophandel Nederland (2008-2013) bevat voor de periode 1993-2013 bestuurs- en commissievergaderingen alsmede stukken betreffende de benoeming van leden en de samenstelling van het bestuur. Verder bevat het archief Statuten, Jaarrekeningen, Begrotingen, stukken betreffende (en evaluatie van) de Wet op de Kamer van Koophandel en Meerjarenbeleidsplannen alsmede stukken betreffende de Vereniging van Kamers van Koophandel (en Fabrieken) in Nederland (VVK). Diverse rapporten, onderzoeken en eigen publicaties. Daarnaast stukken betreffende Handelsregister(wet), heffingen, tarieven en samenwerkingsverbanden. Er zijn eveneens documenten van voor 1993 aanwezig waaronder enkele documenten van respectievelijk 1887, 1896, 1906 en 1941. Verder zijn er gedeponeerde archieven van N.V. Databank, Stichting KvK-Media, Stichting Reststoffenbeurs, Stichting Nationaal Milieucentrum en Stichting Holland Trade Centrum.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Geschiedenis
De oorsprong van de Kamer van Koophandel kan gevonden worden in Frankrijk. Reeds in 1599 werd in Marseille een Chambre de Commerce opgericht. In de achttiende eeuw werd in Frankrijk zelfs al een samenwerkingsverband (Conseil de Commerce) van verschillende regionale Kamers tot stand gebracht, dat de regering adviseerde omtrent de belangenbehartiging van nijverheid en handel. Omdat het Franse systeem goed functioneerde vond het navolging in andere landen.
In Nederland waren er vóór de negentiende eeuw al instituten die als voorloper van de Kamer van Koophandel beschouwd kunnen worden. In Zeeland kende men vanaf 1720 een College van Kooplieden dat was ontstaan uit het gildewezen. In 1795 werden in Rotterdam en Amsterdam ‘Comités van Koophandel en Zeevaert, Fabrieqen en Trafieken’ opgericht, die de stadsbestuurders adviseerden over de belangenbehartiging van het bedrijfsleven. De eerste Kamer van Koophandel naar Frans model werd in 1803 in Rotterdam opgericht. Na de Franse overheersing waren er in Nederland vijf van dergelijke Kamers opgericht: Rotterdam, Amsterdam, Dordrecht, Middelburg en Vlissingen. In 1815 werd door Koning Willem I, in navolging van Napoleon, bij Koninklijk Besluit het bestaansrecht van de ‘Kamers van Koophandel en Fabryken’ vastgelegd. Met de toevoeging ‘en Fabryken’ gaf hij te kennen dat Nederland zich tevens industrieel moest gaan ontwikkelen.
In de loop van de negentiende eeuw nam het aantal Kamers gestaag toe. Financieel waren de Kamers echter afhankelijk van de gemeente waar ze gevestigd waren en aan wie ze adviseerden. Bovendien was er geen overkoepelende instantie voor de plaatselijke Kamers, zodat ze maar een zeer beperkte invloed hadden op de centrale overheid. Veel van de plaatselijke Kamers hadden dan ook maar weinig bestaansrecht.
Op 9 november 1851 (Stb. 142) werd bij Koninklijk Besluit het nieuwe reglement op de Kamers van Koophandel en Fabrieken afgekondigd en werden de tot dan toe geldende min of meer lokale regelingen buiten werking gesteld. Volgens de algemene bepalingen van dit reglement werden de Kamers beschouwd als de wettelijke organen voor handel en nijverheid. Als zodanig moesten zij inlichtingen verschaffen aan hogere en lagere besturen en brachten zij de ontvangen berichten officieel ter kennis van de burgerij.
In 1896 werd het reglement vervangen, omdat de basis van de kiesbevoegdheid, neergelegd in het reglement van 1851, namelijk het zijn aangeslagen in de patentbelasting, in 1893 was vervallen. Bij Koninklijk Besluit van 4 mei 1896 werd in het reglement onder meer een gedetailleerd geregeld kiesrecht vastgesteld.
De gevolgen van de Eerste Wereldoorlog wezen de overheid op de noodzaak het economisch leven beter te kunnen sturen: ze was daar echter onvoldoende voor toegerust. Middels de Handelsregisterwet kreeg de overheid de bevoegdheid tot registratie van het bedrijfsleven. Deze registratie, waaraan retributies verbonden waren, werd een taak van de Kamers. Hierdoor werden de contacten tussen de regering en het bedrijfsleven beter geregeld en de Kamers werden financieel onafhankelijk van de gemeenten. Deze nieuwe organisatie werd vastgelegd in de Wet op de Kamers van Koophandel (Stb. nr. 152) die in werking trad op 15 maart 1921. Het aantal Kamers werd beperkt tot 36 en de opzet kreeg een regionaal karakter. De Kamers bestonden uit twee afdelingen, één voor het kleinbedrijf en één voor het grootbedrijf. De hoogte van het inschrijfgeld en de jaarlijkse bijdrage, die een ondernemer betaalde voor de registratie in het Handelsregister, bepaalde onder welke afdeling zijn bedrijf viel. De minister van Economische Zaken hield een zeker toezicht, de Kamers waren verplicht jaarlijks een verslag aan hem uit te brengen over de verrichte werkzaamheden en de toestand van handel en nijverheid in hun district.
De ingeschreven bedrijven in het Handelsregister hadden bij de verkiezing van de leden van de Kamers actief en passief kiesrecht.
Tijdens de oorlog werden de Kamers door de bezetter gereorganiseerd. Met ingang van 1 april 1942 werden provinciale in plaats van regionale Kamers ingevoerd, met plaatselijke kantoren. De indeling in klein- en grootbedrijf werd afgeschaft. De nieuwe indeling was die in afdelingen voor handel, verkeer, industrie en ambacht. Bij de Kamers werd een Raad van Bijstand benoemd die de secretaris van de Kamer moest assisteren. Na de oorlog bleef de structuur die door de bezetter was ingevoerd nog enkele jaren gehandhaafd. Bij de Wet op de Kamers van Koophandel en Fabrieken van 21 augustus 1950 (Stb. K 367) werden de provinciale Kamers en de plaatselijke kantoren opgeheven en kregen de Kamers hun zelfstandigheid van vóór 1942 terug. Deze wet trad in werking op 1 januari 1951.
De binding tussen het kiezen van de leden en het ingeschreven staan in het Handelsregister verviel. Zodoende konden er nu ook vertegenwoordigers van werknemersorganisaties tot lid worden benoemd. In 1950 benoemde de minister van Economische Zaken de leden van de Kamers van Koophandel op voordracht van die Kamers van Koophandel zelf. Daarna gold tot 1963 een systeem van coöptatie: leden kozen leden, waarbij de kandidaten werden voorgedragen door het bestuur van de Kamer van Koophandel na daarover representatieve regionale organisaties te hebben gehoord, aangewezen door de Sociaal Economische Raad. Bij de Wet op de Kamers van Koophandel en Fabrieken van 27 juni 1963 (Stb. 286) kwam het benoemingsrecht van de leden bij de regionale organisaties zelf te liggen. De SER bepaalde, na overleg met de Kamers van Koophandel, welke organisaties dit moesten zijn.
De jaren 1960-1975 kunnen algemeen worden beschouwd als een periode waarin werd gezocht naar een gewestelijke bestuursstructuur. In het kader van deze discussie over bestuurlijke schaalvergroting, werd ook in de kring van de Kamers van Koophandel gepraat over het feit of de indeling in districten met elk een eigen Kamer van Koophandel nog steeds doelmatig was. In een gezamenlijk rapport dat de Kamers uitbrachten zagen ze hun beleidsterrein uitgebreid met een sociale invalshoek, omdat er toch een duidelijke relatie bestaat met de economische belangenbehartiging.
De SER adviseerde nogal verdeeld over het standpunt van de Kamers van Koophandel. Dit, en de onduidelijkheid over de algemene bestuurlijke wijzigingen, zorgden er voor dat de Staatssecretaris voor Economische Zaken pas eind 1980 het Wetsontwerp tot wijziging van de Wet van 1963 kon indienen. Op 30 december 1983 leidde dit tot een definitieve wijziging van de wet. De Kamers van Koophandel bleven echter bevorderaars van de regionale economische belangen. Door verschillende fusierondes nam het aantal kamers af. In de fusieronde van 1998 ging het van 36 naar 24 kamers. In 2008, na een nieuwe fusieronde, bleven er 12 kamers over (13 inclusief de Vereniging van Kamers van Koophandel in Nederland). De Vereniging van Kamers van Koophandel in Nederland ging daarna verder onder de naam Kamer van Koophandel Nederland.
Op 1 januari 2014 zijn de 12 Kamers van Koophandel, de Kamer van Koophandel Nederland en de Stichting Syntens opgegaan in 1 nieuw ZBO, onder de naam Kamer van Koophandel.
Organisatie
Op 22 april 1924 werd de Vereniging van Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland opgericht. In de statuten werd destijds bepaald dat er bij de negen leden van het bestuur altijd een lid van de Kamers van Amsterdam en van Rotterdam zou moeten zijn. Per 1 januari 1999 is de Vereniging van Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland met de N.V. Databank Kamers van Koophandel en Fabrieken gefuseerd en is ook de Stichting KvK-Media geïntegreerd. Na de fusie functioneerde de organisatie onder de naam Vereniging van Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland (VVK). In de fusieronde van 1997-1998 verviel de toevoeging Fabrieken in de naam. Per 2007 vond een naamswijziging naar Kamer van Koophandel Nederland plaats.
Volgens de statuten had de vereniging ten doel:
a. Het fungeren als het samenwerkingsverband in de zin van de herziene wet op de kamers, de Handelsregisterwet, de hierop gebaseerde lagere regelgeving en de hierop betrekking hebbende parlementaire geschiedenis.
b. De oprichting en instandhouding van gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van de door de Leden uit te oefenen taken, ook wel genoemd “Shared Services Center”.
c. De behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de Leden.
Hierbij kan nog aan worden toegevoegd worden dat de leden de zelfstandige bestuursorganen Kamers van Koophandel waren. Het onderscheidende verschil tussen de kamers en de vereniging was het feit dat de kamers publieke instituten waren die volledig autonoom fungeerde terwijl de vereniging een particulier instituut was, dat de kamers faciliteerde.
Taak
Algemeen kan gezegd worden dat de taak van de Kamers is: "Het bevorderen van de belangen van handel en nijverheid". Dit neemt echter niet weg dat ook aan de individuele ondernemer informatie en hulp wordt geboden. Veel adviezen worden door de Kamer van Koophandel ongevraagd verstrekt aan o.a. ministers, Tweede of Eerste Kamer en provinciale of gemeentelijke overheden. Verder ook
aan instanties als de Nederlandse Spoorwegen en de PTT over tarieven, dienstregelingen, enz. Daarnaast worden ook gevraagde adviezen gegeven aan bijvoorbeeld Gedeputeerde Staten en gemeenten over allerlei verordeningen die met het economisch leven te maken hebben. Verder hebben de Kamers een taak bij de uitvoering van enkele wetten. Deze taken zijn vaak opgedragen aan commissies uit de Kamers of aan de secretariaten. De eerste wet waarin een belangrijke uitvoerende taak voor de Kamer was weggelegd was de Handelsregisterwet die in 1921 in werking trad.
Dit register kan gezien worden als een soort burgerlijke stand voor bedrijven en hun nevenvestigingen.
De Kamers hadden ook een uitvoerende taak in de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937. Deze wet had tot doel het grote aantal nieuwe middenstandsondernemingen te beperken door het stellen van eisen aan personen, waaronder de vele werklozen, die een eigen bedrijf wilden starten. De wet werd na de oorlog vervangen door de Vestigingswet Bedrijven 1954, de Drank- en Horecawet 1954 en de Vestigingswet Detailhandel 1972.
Andere wetten en taken waarbij de Kamers betrokken zijn/waren:
Handelsnaamwet
Winkelsluitingswet
• Wet opruiming en uitverkopen
• Wet beperking cadeaustelsel
• Wet op het afbetalingsstelsel
• Colportagewet
• Wet op de kansspelen
• Woonruimtewet
• Wet autovervoer goederen
• Wet autovervoer personen
• Legalisatie van handtekeningen
• Beëdigingen van makelaars
• Verenigingen- en stichtingenregister.
De taakomschrijving van de Kamers werd vanaf 1963 als volgt gedefinieerd: "Behartiging van de economische belangen van handel en industrie, ambacht en dienstverlening in hun gebied". Deze taak kan worden onderverdeeld in een drietal gebieden: de voorlichting en dienstverlening aan het bedrijfsleven, de uitvoering van een aantal wetten en de pleit- en adviesfunctie jegens de overheid.
De (12) regionale Kamers van Koophandel hebben de Kamer van Koophandel Nederland als gemeenschappelijk service‐instituut. Alle Kamers van Koophandel zijn lid van de Kamer van Koophandel Nederland. Vanuit deze organisatie worden een aantal zaken collectief aangestuurd. Te denken valt aan marketing en communicatie, het contact met de toezichthouder en een aantal ondersteunende en bedrijfsvoeringactiviteiten. De Kamer van Koophandel Nederland wordt bestuurd door vertegenwoordigers van de Kamers van Koophandel, de Algemene Ledenvergadering en het Bestuur
Taken
De Kamer behartigt de belangen van het bedrijfsleven en geeft uivoering aan wetten. Dit komt neer op drie hoofdtaken:
  1. uitvoering van economische wetten (handelsregister en vestigingswetten),
  2. geven van voorlichting en advies aan gevestigde en startende ondernemers,
  3. geven van beleidsadviezen aan overheden over economische ontwikkeling: problemen van o.m. infrastructurele aard, bestemmingsplannen in een bepaald gebied, milieu-energievraagstukken en vraagstukken op het gebied van de regionale economie.
In de jaren ’90 ligt de stimulering van de regionale economie door de Kamer van Koophandel Rijnland vooral op het vlak van economische ontwikkeling op en rond de luchthaven Schiphol. De Kamer wil dat de regio Rijnland een toegangspoortfunctie handhaaft en uitbreidt. Hierbij kan worden gedacht aan ruimtelijke ontwikkelingsassen als Hillegom-Lisse-Sassenheim, langs de A44, de as Leiden-Schiphol, langs de A4, de as Katwijk-Leiden-Aphen-Bodegraven, langs de A11 en de as Alphen-Schiphol-Lisse/Hillegom langs de N207. Dit soort ontwikkelingen conflicteren met het Groene-Hart-Beleid. Daarom wordt er ook veel aandacht besteed aan milieuproblematiek.
De Kamer rekent het tot haar taak om het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven meer tot elkaar te brengen. Daarom richt de Kamer zich ook op de Rijnlandse kennisinfrastructuur. Vanaf de jaren ’80 is het transferpunt actief, een instituut dat is opgericht door de Kamer en de Rijksuniversiteit, ter bevordering van een kennisinfrastructuur. Ook de contacten met het European Space Research and Technology Centre (ESTEC) worden benut.
Verder is men in deze jaren ook druk met de voorbereidingen op de Euro, met de naderende eeuwwisseling en het zogenaamde millenniumprobleem.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De tijd waarin het archief is gevormd bestaat uit de periode 1993-2013. Het gedeelte 1924-1992 is te vinden onder toegangnummer 2.19.056.01
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
De archieven zijn bewerkt aan de hand van het “Basisselectiedocument Kamer van Koophandel; selectielijst voor administratieve neerslag van de handelingen van de Kamers van Koophandel over de periode vanaf 1945”. Dit document werd in 2010 opgesteld i.o.v. Kamers van Koophandel Nederland.
Verantwoording van de bewerking
De selectie- en inventarisatiewerkzaamheden zijn uitgevoerd door KvK medewerker F. Meeles, een team van de Stichting Harmonia en DOCFactory. Het archief is bewerkt aan de hand van het Basis Selectie Document Kamers van Koophandel (Vastgesteld 14 december 2010 Staatscourant nr.20483, 21 december 2010). Voor het maken van de inventaris is besloten om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de reeds eerder gebruikte systematiek voor het maken van inventarissen van Kamers van Koophandel. Hierbij is uitgegaan van de taakuitvoering Kamers in de desbetreffende periode, met een ordening van algemeen naar bijzonder.
Ordening
De omvang van het archief vóór bewerking bedroeg in totaal 110 meter. Hiervan is na bewerking 5,50 meter voor bewaring aangewezen. Deze reductie in omvang kon worden gerealiseerd doordat het archief een grote hoeveelheid aan financiële stukken en adressenbestanden bevatte die voor directe vernietiging in aanmerking kwam.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Kamer van Koophandel Nederland, nummer toegang 2.06.185, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, KvK Nederland, 2.06.185, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Zie 2.19.056 voor ouder materiaal

Archiefbestanddelen