Terug naar zoekresultaten

2.16.38 Inventaris van het archief van de Commissie inzake het Luchthavenvraagstuk, 1939-1945

Het archief omvat de archieven van de Commissie inzake het Luchthavenvraagstuk en zijn ondercommissies en een tekeningenarchief. Het bevat stukken betreffende het benoemen van de diverse leden van de commissies, luchtverkeersbeveiliging, de verlichting van landingsbanen en de inrichting van luchthavens.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.16.38
Inventaris van het archief van de Commissie inzake het Luchthavenvraagstuk, 1939-1945

Auteur

H.B. Misérus

Versie

08-08-2019

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1978 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Commissie Luchthavenvraagstuk
Cie. Luchthavenvraagstuk

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1939-1945

Archiefbloknummer

W26546

Omvang

; 60 inventarisnummer(s) 0,20 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Commissie inzake het Luchthavenvraagstuk, , 1939-1945

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief omvat de archieven van de Commissie inzake het Luchthavenvraagstuk en zijn ondercommissies en een tekeningenarchief. Het bevat stukken betreffende het benoemen van de diverse leden van de commissies, luchtverkeersbeveiliging, de verlichting van landingsbanen en de inrichting van luchthavens.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Bij Beschikking van de minister van Waterstaat van 31 maart 1939, La AAA Luchtvaartdienst ( Zie inv. nummer 1, zie ook bundel 200 I, archief R.L.D. ) , werd een commissie ingesteld om - kort samengevat - een zo gunstig mogelijke oplossing te bevorderen van het luchthaven-vraagstuk, in het bijzonder met betrekking tot de inrichting en exploitatie van één centrale luchthaven voor het grote internationale en intercontinentale luchtverkeer. De Commissie werd op 14 april 1939 in de Statenzaal door de toenmalige minister van Waterstaat, mr.dr.ir. J.A.M. van Buuren, geïnstalleerd.
In augustus 1940 werd door de toenmalige Secretaris-Generaal, tevens waarnemend hoofd, van het departement van Waterstaat, mr. D.G.W.Spitzen, aan de leden van de Commissie inzake het Luchthaven-vraagstuk de vraag voorgelegd of - nu in verband met de inmiddels sedert mei 1940 opgetreden bijzondere tijdsomstandigheden het burgerlijke luchtverkeer noodgedwongen stil was komen te liggen en de Commissie dientengevolge haar normale werkzaamheden niet kon verrichten - het wellicht dienstig zou zijn nu de gelegenheid aan te grijpen om door terzake deskundigen een zuiver op de theorie berustend plan te doen ontwerpen voor de inrichting van één luchthaven in Nederland, bestemd voor het grote internationale en intercontinentale luchtverkeer.
Voor dat doel werd in december 1940 een aantal functionarissen van de K.L.M., de Luchtvaartdienst, het K.N.M.I. en van de drie grote gemeenten uitgenodigd en ook bereid gevonden om zitting te nemen in een viertal te vormen Onder-commissies.
De taken van deze Onder-commissies werden verdeeld als volgt:
  • Aan Onder-commissie I werd opdracht gegeven tot het organiseren van de luchtverkeersbeveiliging;
  • aan Onder-commissie II werd opgedragen na te gaan welke kapitaalsinvesteringen nodig zouden zijn voor de aanleg van verlichtingsinstallaties op luchtvaart-terreinen;
  • aan Onder-commissie III werd de opdracht verstrekt na te gaan hoeveel en welke gebouwen op een luchtvaart-terrein behoren te worden geplaatst
  • en aan Onder-commissie IV tenslotte werd opgedragen na te gaan op welke wijze de indeling van de desbetreffende diensten per gebouw moest geschieden en tevens hoe groot de exploitatie-kosten van de verschillende diensten op een luchtvaart-terrein zouden zijn.
Een eind-rapport werd niet aangetroffen. Uit ingewonnen informaties bij de Rijksluchtvaartdienst en de departementale bibliotheek is gebleken dat als vaststaand kan worden aangenomen dat - ten gevolge van de abnormale omstandigheden, waaronder de Commissie haar werkzaamheden heeft moeten verrichten - door haar geen eind-rapport aan de minister kon worden uitgebracht.
In verband met de tengevolge van de oorlog ontstane gewijzigde omstandigheden, meer in het bijzonder ten aanzien van de luchtvaart, achtte de regering het wenselijk de Commissie te ontbinden. Dit geschiedde bij Beschikking van de minister van Waterstaat en Wederopbouw van 8 juni 1945, La AI Luchtvaartdienst ( Zie inv. nummer 7, zie ook bundel 200 I, archief R.L.D. ) .
Samenstelling van de Commissie inzake het Luchthavenvraagstuk.
Bij Beschikking van de minister van Waterstaat Lit.AAA dd. 31 maart 1939 werden tot leden benoemd:
Lid en voorzitter:
  • mr.dr. D.A.P.N. Koolen, Lid van de Raad van State;
Leden:
  • P.W. Best, generaal-majoor, commandant der Luchtverdediging;
  • L. Boogerd, directeur der Gemeente-Handelsinrichtingen te Amsterdam;
  • dr.ir. M.H. Damme, Directeur-Generaal der P.T.T.;
  • H.Ch.E. van Ede van der Pals, Directeur van de Luchtvaartdienst;
  • mr. H.W.J. Mulder, Raadsadviseur, Hoofd van de afdeling Binnenlands Bestuur van het departement van Binnenlandse Zaken;
  • A. Plesman, directeur van de K.L.M.;
  • J.C. Roelofsen, Hoofdinspecteur bij de Generale Thesaurie van het departement van Financiën;
  • mr.dr. W.G.A. Sonsbeeck, Commissaris der Koningin in de provincie Limburg;
  • prof.ir. I.P. de Vooys, voorzitter van de Economische Raad;
  • mr.dr. R.H. baron de Vos van Steenwijk, Commissaris der Koningin in de provincie Drenthe;
  • prof.mr. F. de Vries, voorzitter van de Centrale Commissie voor Advies en Bijstand voor het Verkeersfonds;
  • dr.ir. L.R. Wentholt, Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat, Hoofd van de Centrale Dienst van de Wegen en Bruggen;
  • ir. W.G. Witteveen, directeur van de Gemeentelijke Technische Dienst van Rotterdam;
aan de commissie werden als secretaris toegevoegd:
  • jhr. O.A.E.E.L. Wittert van Hoogland, Hoofd van de afd. Luchtvaartterreinen en Luchtvaartpersoneel van de Luchtvaartdienst;
en als plaatsvervanger:
  • mr. H.J. Spanjaard, ambtenaar bij de Luchtvaartdienst.
Bij Beschikking van de minister van Waterstaat Lit. LL dd. 13 april 1939 werd als tweede plaatsvervangend secretaris benoemd:
  • mr. P.E.E. Briët, tijdelijk ambtenaar bij de Luchtvaartdienst.
Bij Beschikking van de minister van Waterstaat nr. 521 dd. 7 sept. 1939 werd als derde plaatsvervangend secretaris benoemd:
  • ir. J.J.M. Aangenendt, ingenieur van de Rijkswaterstaat.
Bij Beschikking van de Secretaris-Generaal, waarnemend Hoofd van het departement van Waterstaat werd eervol ontslag verleend aan:
  • jhr. O.A.E.E.L. Wittert van Hoogland, als secretaris en mr. P.E.E. Briët, als plaatsvervangend secretaris;
benoemd tot plaatsvervangend lid voor de generaal-majoor Best - welke naar Engeland was uitgeweken -:
  • V.E. Wilmar, kolonel der Generale Staf o.n.a.
Samenstelling van de ondercommissies
Ondercommissie I
Lid en Voorzitter: S.L. Hof, Hoofdinspecteur bij de Luchtvaartdienst.
Lid en Secretaris: A.P. Dekker, Inspecteur bij de Luchtvaartdienst.
Leden: O.J. Selis, Inspecteur bij de Luchtvaartdienst.
H. Fuchs, Chef Vliegdienst bij de K.L.M.
dr. W. Bleeker, Adjunct-Directeur bij het K.N.M.I.
U.F.M. Dellaert, Havenmeester van het luchtvaartterrein Schiphol.
A.C. Tolk, Havenmeester van het luchtvaartterrein Waalhaven.
Ondercommissie II
Lid en Voorzitter: ir. P.J.G. van Diggelen, Hoofding., Chef Techn. Dienst Kustverlichting.
Lid en Secretaris: A.P. Dekker, Inspecteur bij de Luchtvaartdienst.
Leden : U.F.M. Dellaert, Havenmeester van het luchtvaartterrein Schiphol.
H. Fuchs, Chef Vliegdienst bij de K.L.M.
ir. A.H.B. van Riemsdijk, Afd.Chef G.E.B. Rotterdam.
C. Peters, Hoofdinspecteur G.E.B., Amsterdam.
Ondercommissie III
Lid en Voorzitter: U.F.M. Dellaert, Havenmeester van het luchtvaartterrein Schiphol.
Lid en Secretaris: A.P. Dekker, Inspecteur bij de Luchtvaartdienst.
Leden : P. de Winter, Inspecteur bij de Luchtvaartdienst.
H. Veenendaal, Hoofd Techn. Bedrijven bij de K.L.M.
ir. B. Zweers, Hoofdingenieur bij de Gemeente Amsterdam.
A.C. Tolk, Havenmeester van het Luchtvaartterrein Waalhaven.
Ondercommissie IV
Lid en Voorzitter: U.F.M. Dellaert, Havenmeester van het luchtvaartterrein Schiphol.
Lid en Secretaris : A.P. Dekker, Inspecteur bij de Luchtvaartdienst.
Leden : A.S. Thomson, Stationschef K.L.M.
G. Spit, Chef Technische Dienst K.L.M.
F.v.Balluseck, Chef bedrijfseconomisch bureau van de K.L.M.
P. Pool, Bouwkundige bij de K.L.M.
A.C. Tolk, Havenmeester luchtvaartterrein Waalhaven.
ir. B. Zweers, Hoofdingenieur bij de Gemeente Amsterdam.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
De archivalia hebben betrekking op de periode 1939-1945 en waren geborgen in vier archiefdozen. Na verwijdering van een aantal dubbelen van nota's en rapporten resteerde ± 75% van het oorspronkelijke archief voor inventarisatie.
Een bepaalde ordening kon niet worden ontdekt. Wel konden de archivalia behorende tot de Plenaire Commissie c.q. de vier Onder-commissies worden onderkend.
Met het oog hierop werd besloten om bij de inventarisatie de hoofdindeling 'Plenaire Commissie - Onder-commissies' aan te houden.
Bovendien is nog een separaat hoofdstuk "Tekeningen-archief" toegevoegd. Het betreft hier een aantal technische tekeningen van diverse afmetingen, geen betrekking hebbende op voorafgaande inventaris-nummers, welke derhalve onder een eigen inventaris-nummer dienden te worden beschreven.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Commissie Luchthavenvraagstuk, nummer toegang 2.16.38, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Cie. Luchthavenvraagstuk, 2.16.38, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Rede, uitgesproken door de minister van Waterstaat mr.dr.ir. J.A.M. van Buuren bij de installatie der commissie op 14 april 1939.
Mijne Heeren,
Het zij mij allereerst vergund mijn dank te betuigen jegens
U voor de bereidwilligheid waarmede Gij een benoeming tot lid der
ingestelde Commissie hebt willen aanvaarden.
Het vraagstuk, waarover de Regeering Uwe Commissie verzoekt
Haar van advies te willen dienen, is niet slechts veel omvattend,
doch bovenal zeer belangrijk aangezien de oplossing daarvan, die
alom in den lande met een zoo groote belangstelling wordt
tegemoet gezien, voor de positie, welke Nederland in de burgerlijke
luchtvaart zal innemen van verstrekkende beteekenis zal zijn.
Ik wil mij niet begeven in een uiteenzetting of ook maar een
opsomming van de verschillende inzichten en standpunten, welke te
dezer zake van allerlei kant zijn verdedigd.
In de eerste plaats toch meen ik te mogen aannemen, dat die inzichten
en standpunten, waarvan in het openbaar is getuigd, stellig in Uw
midden bekend zijn, maar vooral wil ik vermijden, door eenigerlei
opsomming of volgorde zelfs ook maar den schijn te wekken alsof van
mij uit eenige suggestie ten aanzien van Uw arbeid zou gepoogd worden
te geven. Het is juist het verlangen van de Regeering op dit ogenblik
de onderscheidene oplossingen, waarop het oog kan vallen, te toetsen
aan een objectief, kundig oordeel en daarna een uiteindelijk standpunt
te bepalen.
Hiervoor is noodig, dat alle denkbeelden, ook die, welke van de
zijde van de Regeering reeds zijn geopperd, in den smeltkroes van Uw
beoordeeling worden gedaan en dat alle belangen, in hun onderlinge
waarden en in hun beteekenis tegenover het algemeen belang, worden
bezien.
Waaruit dit algemeen belang bestaat is niet mogelijk te
onderkennen; het zoo goed mogelijk inschakelen van Nederland in het
groote luchtverkeer en het zoo veel mogelijk bevestigen van de
positie van de Nederlandsche luchtvaart in dit verkeer.
Moeilijker is gebleken om de juiste politiek te bepalen ten
aanzien van de ontwikkeling der luchthavens in het midden - Westelijk
deel van ons land, welke politiek voor het zoo juist gestelde doel
van groot belang is. Divergentie van meerringen en van belangen heeft
op dit punt het aspect niet verhelderd en het is juist daarom, dat
de Regeering gaarne orde zag geschapen in die veelheid van standpunt,
een orde, die Uwe Commissie zal voeren tot een uiteindelijk advies,
waaraan de Regeering voor het bepalen van haar definitieve oplossing
groote waarde zal hechten.
Uwe Commissie moge in de ruimte, welke de opdracht haar biedt,
aanleiding vinden om het vliegveld - vraagstuk in al zijn
onderdeelen, waarbij uiteraard de financieele zijde niet de minst
belangrijke is, in beschouwing te nemen, zóódat de Regeering binnen
bekwamen tijd kan beschikken over een advies waarin alle vraagpunten
met betrekking tot de vliegveldvoorziening voor het luchtverkeer
van het heden en van de naaste toekomst, grondig onder de oogen
zijn gezien.
Mocht Uwe Commissie voorlichting buiten die uit eigen kring
behoeven of dergelijke voorlichting zich aanbieden, dan zal zij
ongetwijfeld zich die te nutte willen maken.
Het is mij een groote voldoening, mijnheer Koolen, dat Gij aan
mijn verzoek, het voorzitterschap van deze Commissie op U te nemen,
wel gehoor hebt willen geven. Onder Uw beproefde leiding kan met
vertrouwen het advies, dat deze Commissie der Regeering zal voorleggen,
tegemoet worden gezien.
Mijne Heeren. Uw aller medewerking inroepend om Uw beste
krachten te wijden aan deze voor de Nederlandsche luchtvaart
zoo belangrijke zaak, verklaar ik de Commissie voor geïnstalleerd.
Rede, uitgesproken door de voorzitter der commissie mr.dr. D.A.P.N. Koolen bij de installatie der commissie op 14 april 1939.
Excellentie,
Dezelfde schroom, die U belet heeft ook zelfs maar oppervlakkig in
te gaan op de verschillende stroomingen, welke zich bij de behandeling van
het aan onze Commissie toevertrouwde belang hebben afgeteekend, is ook voor
mij een aanwijzing om bij deze eerste samenkomst mij zorgvuldig te onthouden
zelfs van de geringste aanduiding betreffende de richting, waarin naar mijn
meerring die stroomingen geleid moeten worden om zoo mogelijk ten slotte
in eenzelfde bedding haar loop te vervolgen.
Intusschen is er toch één punt, waarop Uwe Excellentie een duidelijk
geluid heeft doen hooren en wel bij het uitspreken van den wensch, dat de
Commissie bij het beoordeelen van alle geopperde denkbeelden en bij het
afwegen van alle bestaande belangen het algemeen belang in het oog zoude
houden. Dat algemeen belang is het belang van Nederland. Uwe Excellentie
kan zich overtuigd houden, dat bij alle leden der Commissie het nationale
belang op den voorgrond zal staan.
In Uwe rede heeft U de aan onze Commissie opgedragen taak
veelvattend genoemd. Inderdaad laat de opdracht ruimte om alle zijden van
het vliegveld-vraagstuk - daaronder ook begrepen de financieele - in alle
onderdeelen te beschouwen: de Commissie in haar geheel moet U dankbaar
zijn dat U haar zoo heeft samengesteld dat een groot deel der leden, uit
eigen wetenschap, omtrent onderdeelen voorlichting kan geven.
Wij aanvaarden onze taak met opgewektheid, maar niet zonder Uwe
Excellentie dank gebracht te hebben voor het vertrouwen in ons gesteld,
dat wij hopen niet te zullen beschamen.