- Author
- Year
- 2008
- host editors
-
A. Baker
B. van den Bogaerde
R. Pfau
T. Schermer - Title
- Interactie en discourse
- Book title
- Gebarentaalwetenschap: een inleiding
- Pages (from-to)
- 83-98
- Publisher
- Deventer: Van Tricht
- ISBN
- 9789077822333
- Document type
- Chapter
- Faculty
- Faculty of Humanities (FGw)
- Institute
- Amsterdam Center for Language and Communication (ACLC)
- Abstract
-
Gesprekken in alle talen worden opgebouwd met inachtneming van het coöperatieprincipe.
Dit houdt in dat de maximes van kwantiteit (niet te veel of te
weinig informatie), kwaliteit (zover mogelijk correcte informatie) en relevantie
(informatie die aansluit bij het gespreksthema) worden gehandhaafd. Soms wordt
informatie impliciet overgebracht: conversationele implicatuur. Gebaarders en
sprekers leveren om de beurt een bijdrage aan het gesprek. In verschillende talen
wordt simultane gebaren/spraak, zogeheten overlap, getolereerd als de informatie
bijdraagt aan de ontwikkeling van het gesprek. Culturen en dus ook talen, zijn
hierin echter verschillend. De beurtwisseling wordt geregeld door verschillende
signalen of beurtregulatoren. Voor gebarentalen zijn de volgende regulatoren
ontdekt: handen naar beneden, de snelheid veranderen waarmee gebaard wordt,
de stand van het hoofd veranderen (head tilt) en oogcontact. Coherentie in een
gebarentaalgesprek wordt gewaarborgd door alle bijdragen relevant te maken aan
het thema, net zoals in gesproken talen. De talige middelen die gebruikt worden
om de samenhang of cohesie tussen bijdragen aan te geven zijn in gebarentalen
verschillend. Gebarentalen maken gebruik van 'index' om te verwijzen
naar abstracte locaties waar personen of objecten van tevoren al geplaatst zijn.
Referentie is een belangrijk cohesiemiddel. Verder wordt ellips gebruikt en complexe
zinnen.
Een uiting is een taalhandeling, waarbij de letterlijke vorm, de locutie, samen
met de communicatieve intentie, de illocutie, de betekenis bepaalt. Performatieve
werkwoorden geven expliciet de illocutieve betekenis weer. Er zijn directe en
indirecte taalhandelingen, die per taal qua vorm kunnen verschillen. De structuur
van een verhaal wordt onder andere. bepaald door hoe oude (topic) en nieuwe
informatie (focus) wordt vormgegeven. Hierbij is het gebruik van anaforische en
deiktische referentie belangrijk. Een van de vormen om focus aan te geven is de
bewegingsrichting van body-leans, die tevens kunnen aanduiden of bijvoorbeeld
‘wij-tweeën’ inclusief of exclusief de gesprekspartner wordt gebruikt. Andere
grammaticale vormen voor het structureren van informatie zijn de retorische
vraag en rolnemen vanuit een bepaald perspectief, ook door middel van een
body shift. De situatie waarin je je bevindt en de personen die daarbij aanwezig
zijn bepalen de pragmatische gepastheid van je uitingen, die verschillend zijn
in formele en informele contexten. Registers voor specifiek groepen of situaties
worden ook in gebarentalen gevonden. Juist tweedetaalverwervers van gebarenen
gesprokentalen hebben vaak moeite met het vinden van het juiste stijl. Weten
wanneer het gepast is om wel of niet te fluisteren (waarbij distalisatie kan optreden)
is hiervan een voorbeeld. Ook de gehoorstatus van de deelnemers aan een
gesprek oefent invloed uit op het gebarentaalgebruik. - Language
- Undefined/Unknown
- Persistent Identifier
- https://hdl.handle.net/11245/1.292429
Disclaimer/Complaints regulations
If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library, or send a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.