- Author
- Year
- 2008
- Title
- Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
- Number of pages
- 59
- Publisher
- Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut
- ISBN
- 9789068138481
- Series
- SCO-rapport, 791
- Document type
- Report
- Faculty
- Related parties
- Institute
- The Kohnstamm Instituut
- Abstract
-
In 2001 is aan de Academie voor Wetgeving (AvW) de tweejarige opleiding tot wetgevingsjurist van start gegaan, de zgn. startersopleiding. Deze opleiding staat open voor juristen die net zijn afgestudeerd aan een juridische faculteit of een korte werkervaring hebben. Om aan de opleiding te kunnen meedoen, moet de sollicitant een streng selectieproces doorlopen. Intussen zijn vier cohorten studenten afgestudeerd en heeft de Academie er behoefte aan in kaart te brengen wat de toegevoegde waarde is van het volgen van de tweejarige duale opleiding.
Het onderzoek bestaat uit twee delen:
A Elektronische enquêtering van alumni van de startersopleiding en van wetgevingsjuristen die de startersopleiding niet gevolgd hebben.
B Face-to-face bevraging van leidinggevenden van wetgevingsjuristen bij de ministeries en de Raad van State.
Conclusies: Een kanttekening vooraf. Binnen de kaders van dit onderzoek was de enige manier om de meerwaarde van de startersopleiding vast te stellen door wetgevingsjuristen dat zelf retrospectief te laten beoordelen en door de leidinggevenden er naar te vragen. Het is bekend dat een retrospectieve inschatting van het eigen niveau van functioneren niet erg betrouwbaar is. De veronderstelling dat leidinggevenden de progressie van alumni zouden kunnen vergelijken met die van de referentiegroep bleek lastiger dan verondersteld. Bijna geen enkele leidinggevende had zowel alumni als mensen uit de referentiegroep vanaf de start als wetgevingsjurist tot heden kunnen volgen. Daarmee verschoof de vraag naar of zij een inschatting konden maken wat de bijdrage van de startersopleiding was. Daarop bleven velen het antwoord schuldig. Dat heeft te maken met het feit dat juristen die niet via de AvW binnenkomen ook streng geselecteerd worden, dat vaardigheden als planning of netwerken meer als persoonskenmerk gezien worden en dat de referentiegroep in groten getale losse modulen van de AvW gevolgd heeft waardoor het onderscheid tussen deze twee groepen minder scherp komt te liggen.
Met deze kanttekeningen gaan we nu in op de vier onderzoeksvragen. Daar waar de gegevens uit het onderzoek onder wetgevingsjuristen en onder leidinggevenden sporen, kan met grotere betrouwbaarheid conclusies getrokken worden.
‘Hoe goed functioneren afgestudeerden van de startersopleiding die werkzaam zijn als wetgevingsjurist?’
Uit het onderzoek onder de wetgevingsjuristen zelf blijkt dat afgestudeerden van de startersopleiding over het algemeen goed functioneren. Op beroepsbekwaamheid scoren zij een 8,4 en ook het eigen niveau van competenties is hoog. Met planning en organisatie van de eigen werkzaamheden rapporteren zij geen problemen. In functioneringsgesprekken blijkt dat men over het algemeen zeer tevreden is over hun werk. Wel is het eigen niveau bij tien competenties iets lager dan het in de functie vereiste niveau. Er blijft een noodzaak voor verdere ontwikkeling.
Ook leidinggevenden vinden dat alumni goed functioneren. De alumni vertonen weinig tekortkomingen. De enige die meerdere keren genoemd wordt is het eigen niveau van ‘omgevingsbewustzijn’. Ook uit het onderzoek onder wetgevingsjuristen blijkt dat bij alumni het eigen niveau van omgevingsbewustzijn intern en extern iets lager is dan het vereiste niveau.
De algehele conclusie kan zijn dat alumni hun functie naar behoren uitoefenen.
‘Onderscheiden wetgevingsjuristen die afgestudeerd zijn aan de startersopleiding zich in hun functioneren in positieve zin van wetgevingsjuristen die deze opleiding niet hebben doorlopen en zo ja in welk opzicht?’
Uit het onderzoek onder de wetgevingsjuristen blijkt dat alumni in verschillende opzichten beter functioneren dan de referentiegroep. Qua eigen niveau scoren alumni bij een aantal competenties significant hoger, te weten bij omgevingsbewustzijn intern, probleemanalytisch vermogen extern, juridische professionaliteit intern en extern, samenwerkingsgerichtheid extern, oordeelsbekwaamheid intern en extern en uitdrukkingsvaardigheid intern.
Bij drie competenties vertonen alumni een kleiner tekort (een negatief verschil tussen eigen niveau en vereist niveau) dan de referentiegroep, te weten bij juridische professionaliteit intern en bij oordeelsbekwaamheid intern en extern.
Verder hebben alumni een significant uitgebreider netwerk van collega-wetgevingsjuristen van andere departementen, van de Tweede Kamer en van de Raad van State die men van naam en gezicht kent. Dit netwerk wordt echter niet vaker gebruikt of belangrijker gevonden voor de uitoefening van het beroep dan bij de referentiegroep.
Andere aspecten van het functioneren laten geen significante verschillen zien, ook niet wat betreft de tijd die beide groepen nodig hebben om volledig inzetbaar te zijn in de functie.
De leidinggevenden vinden over het algemeen dat de verschillen tussen alumni en de referentiegroep in het functioneren gering zijn. Daar waar er verschillen genoemd worden zijn die op één na ten gunste van de alumni. Alumni hebben iets meer de beschikking over gedegen juridische kennis, beschikken vaak meer over technische, ambachtelijke vaardigheden, zijn beter thuis in Europees recht, beschikken soms over iets meer analytisch vermogen en hebben een meer up-to-date academische kennis. Daar staat tegenover dat de referentiegroep vaak meer over specifieke ervaring beschikt waardoor ze meer politiek en bestuurlijk inzicht hebben. Gevraagd naar het eigen niveau van de competenties waarderen de leidinggevenden de alumni gemiddeld een half puntje hoger dan de referentiegroep.
Qua inzetbaarheid en vermogen voor planning en organisatie zien de leidinggevenden nauwelijks verschil. Wel vindt een merendeel van de respondenten dat alumni een nuttig netwerk vanuit de AvW hebben.
De algehele conclusie is dat de verschillen in functioneren tussen alumni en de referentiegroep niet groot zijn maar waar ze zich voordoen bijna altijd gunstig voor de alumni uitpakken. Alumni beheersen sommige competenties iets beter dan de referentiegroep en hebben een uitgebreider netwerk. Er wordt verschillend gedacht over de vraag of dit netwerk noodzakelijk is voor het functioneren. Wat betreft de inzetbaarheid wordt geen verschil gezien tussen beide groepen.
‘In welke mate kan dit verschil verklaard worden door het selectieproces voor de opleiding en welk deel valt toe te schrijven aan de opleiding zelf?
Uit de antwoorden van de wetgevingsjuristen blijkt dat er qua aanvangsniveau van de competenties geen systematische of significante verschillen zijn tussen alumni en de referentiegroep. Met enige voorzichtigheid zouden we daaruit kunnen concluderen dat het selectieproces van de AvW niet de verklaring is van verschillen.
Verder zijn om op deze vraag antwoord te geven in het onderzoek onder wetgevingsjuristen multivariate analyses gedaan waardoor voor de invloed van een aantal achtergrondkenmerken gecorrigeerd kon worden. Het was namelijk niet gelukt om de alumni en referentiegroep qua achtergrondkenmerken geheel vergelijkbaar te krijgen. Eén van deze achtergrondkenmerken is het afstudeercijfer op de universiteit dat als indicator van bekwaamheid gezien kan worden. Uit deze multivariate analyses komt naar voren dat bij vier competenties het verschil tussen alumni en de referentiegroep toe te schrijven valt aan de startersopleiding te weten bij probleemanalytisch vermogen extern, samenwerkingsgerichtheid extern, oordeelsbekwaamheid extern en uitdrukkingsvaardigheid intern. Ook het grotere netwerk van alumni is op conto van de startersopleiding te schrijven.
Zoals reeds in de inleiding genoemd is de beantwoording van deze vraag door de leidinggevenden niet goed mogelijk gebleken. De algehele conclusie is dus dat alumni door het volgen van de startersopleiding bij een aantal competenties een hoger eigen niveau bereiken en over een uitgebreider netwerk beschikken dan de referentiegroep.
‘Waar zijn afgestudeerden werkzaam, hoe beoordelen ze de aansluiting van de opleiding op de functie van wetgevingsjurist, welke ontwikkeling in hun carrière heeft zich voorgedaan en welke verwachten ze?’. De antwoorden op deze vraag komen uit de vragenlijst voor de alumni.
Werkgever: Van de alumni werkt 61% als wetgevingsjurist. De grootste werkgever is het Ministerie van Justitie. Van degenen, die niet meer als wetgevingsjurist werken, werken vier van de vijf in een andere juridische functie vooral bij de rijksoverheid. Niet juridische functies zijn directiesecretaris, projectleider en senior adviseur/projectleider in het bedrijfsleven of non-profit.
Oordeel over aansluiting: Twee derde van de alumni vindt de aansluiting tussen de startersopleiding en de huidige functie goed, een vijfde noemt deze voldoende. Slechts twee respondenten noemen de aansluiting matig.
Ontwikkelingen in verleden: Een derde van de alumni is als wetgevingsjurist veranderd van werkgever maar wel wetgevingsjurist gebleven. In op één na alle gevallen gaat het daarom om een switch tussen ministeries, Raad van State of Tweede Kamer. Qua salarisschaal is bijna de helft één schaal omhoog gegaan, iets meer dan een derde twee schalen en de rest drie schalen.
Verwachte ontwikkelingen: Iets meer dan de helft van de alumni weet niet of zij over vijf jaar nog werkzaam zullen zijn als wetgevingsjurist en een derde denkt van wel. Drie op de tien alumni ambiëren een overstap naar een andere functie voornamelijk omdat men een zwaardere functie wil. - Link
- Link
- Language
- Undefined/Unknown
- Persistent Identifier
- https://hdl.handle.net/11245/1.294260
Disclaimer/Complaints regulations
If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library, or send a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.