De roep om versterking van de sociale orde is in de afgelopen jaren in Nederland steeds hoger op de maatschappelijke en politieke agenda komen te staan. Tegelijkertijd wordt de links-libertaire culturele revolutie van de jaren zestig steeds vaker gepathologiseerd als de bakermat van te ver doorgeschoten gedoogbeleid, vooral in de sfeer van soft drugs en coffeeshops. Dit suggereert dat het vooral de mensen met een rechtse politieke partijvoorkeur en conservatieven zijn die afkeer hebben van gedogen. Met behulp van een representatieve survey onder de Nederlandse bevolking (N=1.892) hebben wij laten zien dat deze veronderstelling niet houdbaar is. Mensen met een rechtse politieke stemvoorkeur en conservatieven hebben weliswaar de grootste afkeer van gedogen in het algemeen, maar dit betekent allerminst dat zij ook ten aanzien van concrete regelovertredingen de felste tegenstanders van gedogen zijn. ‘Rechtsen’ en gezagsgetrouwen moeten weinig hebben van het gedogen van wetsovertredingen door individuele burgers – werkloze vijfenvijftig-plussers die hun sollicitatieplicht niet nakomen en vreemdelingen die illegaal in Nederland verblijven –, terwijl ‘linksen’ en cultureel progressieven vooral moeite hebben met het gedogen van regelovertredingen door officiële instanties – het gedogen van geluidsoverlast door Schiphol en het afluisteren van verdachte personen door de politie zonder dat de rechter-commissaris daarvoor toestemming heeft gegeven. Dit betekent dat de verbinding tussen het Nederlandse gedoogbeleid en de permissieve cultuur van de jaren zestig niet juist is; er bestaat niet zoiets als een universele afkeer van gedogen.

, ,
hdl.handle.net/1765/12750
Centre for Rotterdam Cultural Sociology (CROCUS)
Department of Sociology

Mascini, P., & Houtman, D. (2007). Gedoogbeleid als erfenis van de verfoeide jaren zestig?. Centre for Rotterdam Cultural Sociology (CROCUS). Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/12750