Detail

TitelVereniging tot het stichten van een ziekenhuis voor protestanten te ‘s-Hertogenbosch
NotabeneZie ook archieven 435 en 614
Periode1883-1979
Omvang en Medium0,75 meter
OpenbaarheidOpenbaar
ToegangVereniging tot het stichten van een ziekenhuis voor protestanten te ‘s-Hertogenbosch, 1883-1979
InventarisDownload Vereniging tot het stichten van een ziekenhuis voor protestanten te ‘s-Hertogenbosch, 1883-1979
 

  •  Inleiding
    • Het archief van de Stichting Het Protestants Ziekenhuis te 's-Hertogenbosch, over de periode 1901-1980, werd in 1993 in bewaring gegeven aan het Stadsarchief en werd daar, als studieopdracht voor de opleiding tot middelbaar archiefambtenaar, door mij geïnventariseerd. De overdracht kon plaatsvinden, omdat de stichting had opgehouden zelfstandig te bestaan door de fusie in 1990 van het Willem-Alexander Ziekenhuis en het Groot-Ziekengasthuis tot Bosch' Medicentrum. Daarmee was op een onverwacht moment een einde gekomen aan het bestaan van 'een protestants bolwerk in het zuiden'. Tevens was daardoor een cesuur aangebracht in het archief. Men zou in feite kunnen spreken van meerdere archieven, omdat een aantal nauw met de instelling verbonden archiefvormers eveneens hun sporen hebben nagelaten, zoals de Vereniging tot het stichten van een ziekenhuis voor protestanten te 's-Hertogenbosch van 1883 tot 1976 en het Comité vrienden van het Protestants Ziekenhuis van 1957 tot 1974. Ook deze archieven zijn beschreven. Zij bestonden weliswaar naast de stichting, maar zijn er zodanig mee verbonden geweest dat het voor de hand lag ze ook in deze inventaris op te nemen.

       

      1.         Geschiedenis

      Het ziekenhuis heeft een roerige periode achter de rug, al zal daarvan in het dagelijks leven weinig te merken zijn geweest. De moeilijkheden waren namelijk vooral van organisatorische aard. Zo vond op de eerste plaats de oprichting van de Vereniging plaats in een confessionele 'strijd' tussen katholieken en protestanten. Er bestond bij de protestanten in de 19e eeuw een groeiende weerzin tegen het katholicisme. Dit anti-papisme vormde aanleiding om organisaties op te richten die de eigen positie moesten versterken. Ook op het gebied van de gezondheidszorg. De statuten van de Vereniging bepaalden, dat men wilde komen tot 'de oprichting van een inrichting ter verpleging van onvermogende protestanten'.

      In 's-Hertogenbosch werd de gezondheidszorg voornamelijk beheerst door de Godshuizen, een rooms-katholieke organisatie, waar de verpleging van patiënten in het tot 1876 enige Bossche ziekenhuis, het Groot Ziekengasthuis, werd opgedragen aan katholieke religieuze congregaties en men niet tegemoet wilde komen aan verlangens van protestantse zijde om verpleegd te worden door geloofsgenoten. Daar had men er namelijk grote moeite mee voor medische verzorging aangewezen te zijn op een katholiek ziekenhuis, waar men bovendien gevaar liep 'proseliet gemaakt te worden'. Met 'de affaire Appel'[1] in 1881 was de maat vol en besloot men te streven naar de bouw van een eigen ziekenhuis.

      Nadat de Vereniging het nodige voorwerk had gedaan kon in 1901 de Stichting 'Het Protestants Ziekenhuis' worden opgericht die het ziekenhuis zou gaan bouwen en exploiteren. Het bestuur van de Stichting werd benoemd door de kerkenraden van de hervormde, evangelisch-lutherse en Waalse gemeente. De gereformeerde kerk deed nog niet mee.

      Jammer genoeg is de fase van planning en bouw een welhaast witte bladzijde in de geschiedenis, maar feit is dat in 1914 een goed geoutilleerd ziekenhuis in gebruik werd genomen.

      Het bestaan van het ziekenhuis heeft vooral in de beginperiode vaak aan een zijden draadje gehangen, maar steeds weer wist men de moeilijkheden te boven te komen, of het nu ging om de relatieve onbekendheid, exploitatietekorten door de lage bezettingsgraad of de desastreuze oorlogsjaren, waarin het ziekenhuis werd geplunderd en zwaar beschadigd raakte. In de twintiger jaren stond het voortbestaan van het ziekenhuis op het spel door een tekort aan patiënten. Een ongedateerde circulaire (waarschijnlijk uit deze periode) roept de protestanten in en rond 's-Hertogenbosch op vooral gebruik te maken van het eigen ziekenhuis en het meer bekendheid te geven onder geloofsgenoten. Door giften van particulieren en eigen inspanningen slaagde men er steeds weer in het ziekenhuis in stand te houden. In verschillende gemeentes binnen het verzorgingsgebied werden comité's opgericht die tot doel hadden d.m.v. acties en collectes het Protestants Ziekenhuis te ondersteunen.

      De grootste beproeving volgde aan het einde van de oorlogsperiode, waarin het ziekenhuis zwaar werd beschadigd en geplunderd. En ook nu lukte het weer om door te gaan.

      Daarna keerde het tij ten gunste van de organisatie. Door de grote stijging van het aantal verpleegdagen in de vijftiger jaren zag men zich zelfs gedwongen tot uitbreiding over te gaan. Verdere groei op de bestaande locatie was echter onmogelijk. Een architectenbureau had al in 1950 een negatief advies uitgebracht over de uitbreidingsmogelijheden op het Vughterbolwerk en burgemeester Loeff opperde enkele jaren later het idee van nieuwbouw in 's-Hertogenbosch-west. Uitbreiding was om meerdere redenen gewenst, want om een volledige verpleegopleiding te mogen geven moest het ziekenhuis een capaciteit hebben van meer dan honderd bedden. In 1956 werd bij ministeriële beschikking vastgelegd dat het ziekenhuis tot honderd bedden uit kon breiden en ook tot nieuwbouw zou kunnen overgaan voor honderdvijftig bedden.

      In de Nederlandse maatschappij vond eind zestiger jaren op grote schaal nieuwbouw plaats en veranderde er veel op sociaal-economisch terrein, ook in de ziekenhuiswereld. De verpleegprijzen stegen en er trad een proces van verzakelijking op, mede op bestuurlijk-organisatorisch gebied. Bestuur, directie en medische staf zochten een nieuw evenwicht in de verhoudingen. Er ontstonden veel nieuwe staffuncties.[2]

      Toen in Zaltbommel in 1969 het Groot Bommels gasthuis gesloten werd, waardoor de bevolking uit die regio sterk raakte aangewezen op het Protestants Ziekenhuis, nam de druk op het ziekenhuis nog verder toe.

      In 's-Hertogenbosch-west, aan de Deutersestraat, werd daarom het terrein van de oude Anna-kerk aangekocht om plaats te maken voor een semi-permanent paviljoen dat in 1969 in gebruik werd genomen, als aanloop naar de nieuwbouw van het ziekenhuis in 1974 op dezelfde locatie. Daarvoor was al in 1964 een bouwcommissie in het leven geroepen, waarvan de latere directeur dhr. Ph.G. van der Scheur secretaris was. Begin 1966 werd het architectenbureau Wiegerinck uit Arnhem opdracht gegeven een ontwerp te maken. De eerste paal werd in 1970 geslagen door mr.Wesseldijk, de directeur van de Nationale Ziekenhuisraad. Prinses Beatrix verrichtte de officiële opening door in de hal een foto van de kroonprins te onthullen.

      In 1970 werden de statuten herzien en de doelstelling aangepast: de stichting had tot doel 'het doen behandelen en verplegen van patiënten in daartoe geschikte ziekeninrichtingen en via andere wettige middelen'.

      Door overheidsmaatregelen werd men gedwongen tot samenwerking met andere ziekenhuizen in de regio, waardoor in 1990 de fusie met het Groot-Ziekengasthuis tot stand kwam en men opging in het Bosch Medicentrum, dat zich wellicht in zijn geheel op het terrein aan de Deutersestraat zal vestigen.

      Het onderscheid bestuur/directie was zeker in de beginperiode van het bestaan van de stichting niet duidelijk door de vereniging van de functies van voorzitter van het bestuur met die van directeur van het ziekenhuis in één persoon. Ook van 1958 tot 1963 bestond dezelfde situatie.

      In 1914 werd dr. de Feyfer benoemd tot geneesheer-directeur. Hij was tevens voorzitter van het bestuur. Hij werd in 1942 opgevolgd door de chirurg dr.Nuboer, die eveneens voorzitter van het bestuur werd en in 1943 opgevolgd werd door de huisarts dr. G.K.Vos. In 1953 werd dr.Röntgen geneesheer-directeur en hij werd in 1972 opgevolgd door dr. Spittuler. De functie van directrice werd in de beginjaren waargenomen door zr. Kint, die in 1916 opgevolgd werd door zr. Postma. In 1917 kwam zr. Steffen. Adjunct-directrice werd zr. K.Minnema, in 1946 opgevolgd door zr. Nijssen, die op haar beurt in 1972 werd opgevolgd door G.Stuurman. De penningmeester J.R. van Offeren werd in 1958 benoemd tot economisch-directeur en was tevens tot 1963 gedelegeerd bestuurslid, in 1964 opgevolgd door dhr. Ph.G. van der Scheur als administrateur-econoom.

      In 1970 bestond de directie uit drie personen: een geneesheer-directeur, een economisch-directeur en een verpleegkundig directrice.

      Dit is een zeer beknopte weergave van de lotgevallen van de instelling. Het dient voornamelijk om het historisch-institutionele kader aan te geven waarbinnen de archiefstukken zijn gevormd. Een uitvoerige beschrijving is te vinden in 'Het protestants ziekenhuis Willem-Alexander te 's-Hertogenbosch 1914-1989' van dr. A.C.M. Kappelhof, dat in 1989 is verschenen bij gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het ziekenhuis. Dit boek is tevens te beschouwen als naslagwerk door de als bijlage er in opgenomen overzichten van de exploitatie en organisatie van de instelling. Zo treft men er in aan de staten van bestuursvoorzitter, geneesheer-directeur en verpleegkundig directrice vanaf de oprichting van de stichting tot en met 1989 en de samenstelling van de medische staf en het bestuur in 1989.

       

      2.         Geschiedenis van het archief

      Het min of meer turbulente bestaan van de instelling heeft zijn weerslag gehad op het archiefmateriaal, benevens slecht beheer: lang niet alles is bewaard gebleven. Zo is van de personeelsbezetting in de loop der jaren weinig meer bekend dan de incidentele vermeldingen daarover in de notulen van het bestuur. Pas vanaf het eind van de vijftiger jaren zijn staten overgeleverd van het verpleegkundig personeelsbestand. Het archief bevat bovendien heel weinig informatie over het medisch handelen. Dit komt doordat de stukken van de opeenvolgende geneesheren-directeur niet werden aangetroffen en doordat het archief van de medische staf niet was inbegrepen bij de inbruikleengeving. In dit verband moet worden opgemerkt dat de medische staf weliswaar binnen het ziekenhuis werkzaam is, maar dat zij in hoge mate autonoom is. De staf vormt een eigen archief en het stafbestuur bepaalt wat daarmee gebeurt. Ook is opvallend weinig fotomateriaal in het archief te vinden, maar waarschijnlijk is dit toch bewaard gebleven en berust het bij het Bosch Medicentrum. Een groot deel van het archief bestaat uit stukken die te maken hebben met bouw- en verbouwactiviteiten. Over de bouwactiviteiten voor 1914 is, behoudens in de bestuursnotulen, echter niets in het archief terug te vinden. Ook verslagen van de oorlogsschade en het herstel daarvan zijn niet bewaard gebleven.

      Een planmatige archiefopbouw heeft niet plaatsgevonden, waardoor een reconstructie van het handelen van bestuur en directie slechts bij benadering te maken is.

      Het archiefmateriaal, binnen de organisatie aangeduid als oud-archief, lag opgeslagen in een kelder van het ziekenhuis aan de Deutersestraat en verkeerde in goede staat. Het bestond voor een aanzienlijk deel uit dossiers van het directie-secretariaat over een grote diversiteit aan onderwerpen. Ter plaatse werd al een eerste selectie gemaakt uit de stukken. Uiteindelijk werd ongeveer vijftien strekkende meter archiefdozen overgebracht om te worden beschreven. Het resultaat daarvan vindt u in deze inventaris. Dit materiaal geeft een goede indruk van de ontwikkeling van een klein streekziekenhuis van ca. 25 bedden tot een basisziekenhuis van ca. 300 bedden.

       

      3.         Verantwoording van de inventarisatie

      Het overgedragen archiefmateriaal beslaat de periode 1901-1980. In de inventaris is 1974 echter de einddatum, omdat het merendeel van de archivalia, behoudens o.a. de bestuursnotulen, op die periode betrekking heeft. Toen in 1974 de nieuwbouw aan de Deutersestraat in gebruik werd genomen brak er voor de organisatie een nieuwe periode aan.

      Om een idee te krijgen van de wijze van bewerking van een ziekenhuisarchief hebben we gezocht naar recente archiefinventarissen van vergelijkbare instellingen en menen die gevonden te hebben in de inventaris, verschenen in 1994, van het Diaconessenhuis te Breda. Deze instelling is van eenzelfde aard en karakter en zelfs de periodisering van de inventaris komt overeen. We hebben dan ook dankbaar gebruik gemaakt van het bij het Diaconessenhuis gehanteerde indelingsschema en dat aan onze situatie aangepast.

      Vervolgens hebben we als eerste de series beschreven, zoals de notulen van het bestuur. Aangekomen bij het boekhoudkundige gedeelte troffen we een groot aantal kasboeken en registers van verschillende afdelingen aan, zoals het laboratorium. Ze zijn vaak niet volledig en bestrijken over het algemeen een korte periode. Omdat een voorloper en vervolg meestal ontbreken is de waarde van deze stukken beperkt. De grootboekkaarten, over de periode 1918 tot 1973, werden vernietigd omdat die van geen belang meer zijn voor de administratie of voor de geschiedschrijving van het ziekenhuis.

      De vermelding dat het om een stuk gaat geeft niet aan of het een origineel, afschrift, of klad betreft, tenzij dat expliciet in de tekst van de beschrijving is opgenomen. Het gebruik van zgn. teksthaken [] geeft aan dat omtrent een gedeelte van de omschrijving geen zekerheid bestaat. Meestal geldt dit de datering. Bij archiefmateriaal daterend van voor 1945 wordt steeds vermeld wanneer het om gedrukte stukken gaat.

      Sinds de vijftiger jaren zijn de bouw- en verbouwprojecten beter gearchiveerd. Van de nieuwbouw in 1974 is zelfs zeer veel materiaal bewaard gebleven, zoals verslagen van vergaderingen van de diverse bouwcommissies en bouwtekeningen van de betrokken architecten- en uitvoerende bureaus. Omdat beide gebouwen nog gebruikt worden en er uitbreidingsplannen voor bestaan werden alle stukken over het semi-permanente paviljoen en de nieuwbouw bewaard, uitgezonderd catalogi van medisch-verpleegkundige apparatuur, gewoon meubilair en keukenapparatuur.

       

      4.         Opzet van de inventaris

      De inventaris bestaat uit meerdere delen. Het eerste gedeelte van de inventaris bevat het archiefmateriaal van de Stichting en is in twee delen onderverdeeld Het eerste deel betreft stukken van algemene aard. Het tweede deel bevat stukken over de organisatieonderdelen en projecten als de nieuwbouw van 1974.

      Het tweede gedeelte bevat het archiefmateriaal van de Vereniging over de volledige periode van zijn bestaan tot die werd ontbonden op 7 mei 1976.

      Als laatste zijn de stukken opgenomen uit het archief van het Comité Vrienden.

      Rest mij al diegenen te bedanken die de totstandkoming van deze inventaris hebben mogelijk gemaakt of er aan hebben meegewerkt. Daarvan wil ik vooral mijn mentoren noemen dr. A.C.M. Kappelhof die mij door zijn vakbekwaamheid, doortastendheid en tact op het goede spoor heeft gezet en gehouden en mr. J.A.M. Hoekx die mij het lezen van het oud-schrift heeft bijgebracht en de eerste fase van de inventaris van een stevig commentaar voorzag. Ook mijn echtgenote Marianne wil ik bedanken voor haar niet aflatende interesse.

      Jos Smeur, april 1997


       


          [1]A.C.M. Kappelhof, Het Protestants Ziekenhuis Willem-Alexander te 's-Hertogenbosch 1914-1989, ('s-Hertogenbosch, 1989) 23-24.

          [2]A.C.M. Kappelhof, idem, 82-84.

  •  Citeerinstructie: NL-HtSA Archiefnummer 0435 Vereniging tot het stichten van een ziekenhuis voor protestanten te ‘s-Hertogenbosch, 1883-1979, inv.nr. ...
  • Hele toegang