Het Rijksmuseum maakt gebruik van cookies. Een cookie is een klein tekstbestand dat een website op uw computer of mobiel toestel opslaat wanneer u onze site bezoekt. Meer weten? Lees ons cookiebeleid.
Strook naturelkleurige kloskant: Beverse kant. De strook is aan één lange en twee korte zijden afgewerkt met een smallere strook Rijselse kant. Het zich herhalende en symmetrische patroon van de brede strook bestaat uit een gestileerde ronde bloem tussen twee dikke c-voluten, zoals bij een kandelaber met drie armen. Het zich herhalende patroon van de smalle strook bestaat uit een eenzijdig gebogen stengel met een waaiervormige bloem. De motieven zijn met elkaar verbonden door een fijne traliegrond, een tulegrond, die is bezaaid met vierkante moesjes. De motieven zijn gemaakt in linnenslag met veelal grote uitsparingen en dikkere en glimmende contourdraden. Er zijn verschillende siergronden toegepast, waaronder zogenoemde leerkens of 'laddertjes' gemaakt in vormslag, in de ronde bloem en in de voluten. De moesjes zijn ook gemaakt in vormslag. De bovenzijden van beide stroken zijn recht afgewerkt. De schulpjes langs de onderzijde van de smalle strook zijn afgewerkt met picots.
lengte 110 cm × breedte 19 cm × rapportlengte 21 cm
Toelichting
De Beverse kant is een variant op de Rijselse kant, waarbij de Beverse zich onderscheidt door de met picots afgewerkte rechte boorden en door het ontbreken van speldgaatjes naast het volwerk binnen de sierdraad. Dit type kant werd voornamelijk gemaakt voor mutsen uit de Hollandse dracht en werd per el (69 cm) verkocht. Afhankelijk van het aantal zich herhalende motieven per el sprak men dan van een éénbloemer, tweebloemer, driebloemer enzovoorts. Bij een eenbloemer kreeg de kantkloster minder gelegenheid om de 'bloem' te oefenen, terwijl deze wel geacht werd zo exact mogelijk te lijken op de voorgaande. De eenbloemers waren dus moeilijker te maken en kostbaarder.