Het Rijksmuseum maakt gebruik van cookies. Een cookie is een klein tekstbestand dat een website op uw computer of mobiel toestel opslaat wanneer u onze site bezoekt. Meer weten? Lees ons cookiebeleid.
initialen, deksel, graveren: ‘LHE’, Initialen van Lidia Henriette Elias.
initialen, onderzijde: ‘RHE’, Initialen van R.H. Esser.
belastingteken, op de rand, onder de decoratie: Een moeilijk leesbaar belastingteken uit 1831 (NNO 18 zie Nederlandsche verantwoordelijkheidstekens sinds 1797, Gouda 1997) met een everzwijn.
Dit teken met een everzwijn werd in 1831 ingesteld en is tussen 1832 en 1842 gebruikt om goud en zilver dat niet officieel was gekeurd of van buitenlandse oorsprong was, te merken. De eisen die aan het gehalte van goud werden gesteld in Nederland lagen tot 1853 veel hoger dan in de ons omringende landen. Het merk met het everzwijn is aangebracht onder de decoratie. Dit betekent dat het gladde doosje tussen 1832 en 1842 is gemerkt en dat het doosje vervolgens zijn weg naar Suriname heeft gevonden waar het waarschijnlijk in opdracht van majoor Esser is gedecoreerd en van initialen is voorzien om het in 1845 als geschenk aan te bieden aan de vrouw van de vertrekkende gouverneur. De aanwezigheid van het everzwijn onder de decoratie duidt er op dat het doosje niet vervaardigd is van Surinaams goud.
Omschrijving
Een rond gouden doosje met centraal op de deksel gegraveerd de initialen LHE met daar omheen een gebloemde rand en een brede profielrand. Op de onderkant van het doosje zijn centraal de initialen RHE gegraveerd met daar omheen twee profielranden.
Het doosje werd geschonken door majoor R.H. Esser aan de echtgenote van de Gouverneur van de Westindische bezittingen Burchard Jean Elias, ter gelegenheid van zijn vertrek in 1845. De initialen op de deksel zijn van zijn vrouw, Lidia Henriette Elias-Scholten van Aschat.
Marco Blokhuis en Tim Graas ' Kerkelijk zilver in Paramaribo: gedeeld cultureel erfgoed van Nederland en Suriname' in De Stavelij. Jaarboek 2014/15 , pp 60-88.